Belangenverstrengeling, nevenfuncties en onverenigbaarheden Artikel 14 1. De directie en de raad van toezicht waken tegen een verstrengeling van belangen tussen de stichting, de directeuren, haar medewerkers en de leden van de raad van toezicht. 2. Een verstrengeling van belangen zoals bedoeld in het voorgaande lid doet zich onder andere voor indien sprake is van het verrichten van op geld waardeerbare handelingen tussen de stichting en de: a. in lid 1 van dit artikel genoemde personen; b. personen die een nauwe familie- of vergelijkbare relatie hebben met de in lid 1 van dit artikel genoemde personen; c. rechtspersonen waarvan de hierboven onder a. of b. genoemde personen bestuurder, toezichthouder of aandeelhouder zijn. De raad van toezicht is bevoegd te besluiten of zich ten aanzien van een persoon een verstrengeling van belangen voordoet. 3. In het geval dat zich een verstrengeling van belangen voordoet ten aanzien van een directeur dient hij dit te melden aan de directie en aan de voorzitter van de raad van toezicht. In het geval dat zich een verstrengeling van belangen voordoet ten aanzien van een lid van de raad van toezicht dient hij dit te melden aan de raad van toezicht. De betrokken persoon dient zich voorts van beraadslaging en besluitvorming betreffende het onderwerp ten aanzien waarvan de belangenverstrengeling zich voordoet te onthouden. De aanwezigheid van de betrokken persoon telt niet mee ter bepaling of het vereiste quorum voor besluitvorming is behaald. 4. De leden van de raad van toezicht van de stichting mogen niet zijn directeur of werknemer van de stichting. De directie en de raad van toezicht van de stichting mogen voorts niet zijn bestuurder, oprichter, aandeelhouder, toezichthouder of werknemer van een entiteit waarmee de stichting op structurele wijze op geld waardeerbare rechtshandelingen verricht. Niet meer dan een derde van de directeuren en van de raad van toezicht mag worden benoemd (of worden voorgedragen voor benoeming) door een entiteit of daaraan statutair- direct of indirect- verbonden entiteit waaraan de stichting conform haar statutaire doelstelling de door haar ingezamelde gelden middellijk of onmiddellijk geheel of gedeeltelijk afstaat. Niet meer dan een derde van directeuren en van de raad van toezicht van de stichting mag bestaan uit bestuurders, oprichters, aandeelhouders, toezichthouders of werknemers van de in de vorige volzin bedoelde entiteiten. Pagina 103

Pagina 105

Scoor meer met een e-commerce shop in uw artikelen. Velen gingen u voor en publiceerden rapporten online.

WSPA Jaarverslag 2013 Lees publicatie 1Home


You need flash player to view this online publication